donderdag 21 februari 2008

In a beta state of mind

You’re so tasty


Een van de minst benijde posities aan het Romeinse hof was die van voorproever. Elke test-hap van de keizerlijke dis kon immers de laatste zijn, iedere gekonfijte vijg, ieder stuk zwijnebout en iedere druppel nectar kon de voorbode zijn van een vreselijke vergiftigingsdood. (‘Tough luck!’, zou Caesar zeggen. Maar dit terzijde.) Die suspense kennen wij niet meer. Toch consumeren wij meer dan ooit tevoren allerlei onvoorspelbare produkten. De raketmotors van de reclame en de omnipotentie van de media hebben ons namelijk naar een consumptief universum gevoerd. De wetten van dat universum zijn verleiding en toegankelijkheid. We hoeven nauwelijks nog moeite te doen om door een produkt gefascineerd te raken en om het vervolgens te bemachtigen. We hoeven geen weerstanden meer te overwinnen. We worden niet meer op de proef gesteld. Op onze breedbeeldschermen ziet zelfs een baby-luier er gelikt en smakelijk uit. Eén telefoontje is vervolgens genoeg om het poep-textiel via home-shopping op de deurmat te laten belanden. Het verlangen om iets langzaam te leren kennen, om vervolgens te kunnen beslissen het wel of niet in je leven toe te laten heeft plaats gemaakt voor een instant involvement. Ons verlangen naar het onbekende is vervangen door het vermogen door het overbekende verleid te worden. Geen proef-periode, geen overdenkingstijd meer, maar getting excited en, hup, helemaal het diepe in. Aangesproken en meegesleurd worden door al het heerlijks dat non-stop door de media wordt opgedist. Zo zijn we ogenschijnlijk steeds meer een functie van de media geworden. Opgaand in ons consumptief genot lijken we veranderd in een proef-opstelling van de Major Enterprises.

Niets nieuws onder de zon, eigenlijk, want de verleiding van de reclame en de toegankelijkheid van de media zijn al met de eerste Coca-Cola commercial op volle kracht gekomen. De globalisering van de elektronische netwerken en vooral de huidige popularisering van internet heeft echter voor een exponentiële groei van verleidingskracht en toegankelijkheid gezorgd. We zijn erdoor in de waan gebracht, dat wij controle zouden hebben over de ontwikkeling, de ergonomisering en de distributie van de produkten. Terwijl wij omgekeerd door de autonome krachten van de media beheerst lijken te worden. Een begrijpelijk misverstand. Door het toenemende gebruiksgemak van de interfaces is alle informatie - en daarmee ook elk voorstelbaar produkt - namelijk direct toegankelijk geworden. Of het nu om een pizza in Santa Barbara of een data-base in Singapore gaat: alles is even beschikbaar. De keuze-momenten van een leven worden clickable. Our future is just one click away.

Deze digitale verleiding en toegankelijkheid worden op de spits gedreven in onze omgang met de beta. Ons digitale leven bevindt zich zelfs in een permanente beta-state, een voortdurende confrontatie met het onaffe, het voorlopige. De manier waarop wij denken en ons leven inrichten wordt er steeds meer door bepaald. Voortdurend in a beta state of mind. Dankzij Baudrillard kunnen we zeggen, dat de verleiding van de beta-state "ons voortdurend een vervormende spiegel voorhoudt waarin ze eindelijk wordt bevrijd van haar perfectie". To beta or not to beta, that’s the question. Een vraag die bij elke zichzelf respecterende site slechts one click way is. Overal kun je namelijk een link aanklikken om de meest prominente beta van dit moment met je modem op te slurpen. Netscape Navigator 2.0 beta3. Een prachtig soepele en lekker sexy all-in-one internet-browser. Een perfect werkstuk, maar nog niet helemaal af. De code ‘beta3’ fluistert ons toe: gebruik me, stuit op mijn bugs, voer me naar het punt waar ik niet langer functioneer, waar ik crash.

We worden zo gevangen in een WEB van verleiding en in de waan gebracht, dat wij daarin een controlerende functie hebben. Alsof onze correcties het produkt zouden kunnen voltooien. Dream on! Er is nog maar één correctie die iets voorstelt, en dat is de error-correction van de datacommunicatie. Ook is het een illusie te denken dat de beta-state ooit nog op zou houden. Elke beta blijft uiteindelijk een beta omdat de commercial release niet meer is dan een voorbode van de nog krachtiger en nog sexyer beta van het opvolgende produkt. [De beta is principieel onvoltooibaar.] Daarbij wordt de beta-state steeds grootschaliger en intensiever. Ja, het wordt zelfs onze mode d’existence. Met de huidige bandbreedte van de netwerken en de dichtheid van de informatiestromen wordt het beta-aanbod more than we can chew. Zelfs met de meest vernuftige intelligent agents.

Dat klinkt somber. Toch is de beta-state niet een doem die over ons hangt. Het is niet de voorbode van een Orwelliaanse dwangstaat. De voorlopigheid en het onaffe zijn namelijk niet te onderschatten heilzame kwaliteiten van de beta-state. Dat is beta: tegelijkertijd gevangen en bevrijd worden. Zoals ook in Netscape het woord escape doorklinkt. Gevangen door een onophoudelijke stroom onaffe, geile produkten. Ontsnappen, maar waaraan dan? Aan de dwang iets af te maken, om iets tot in het laatste detail te voltooien. Alles wat we ons kunnen voorstellen - en zelfs nog niet kunnen voorstellen - is altijd wel ergens op het net beschikbaar. Click-a-dee-click! Onze wereld is op deze wijze zo ‘maakbaar’ geworden dat zij aan onze maakbaarheid ontsnapt.


* Eerder gepubliceerd in Wave, einde twintigste eeuw
* Steuntekst in Collegereeks 'Ontologie van de Hypertekst' - door Prof.Dr. Jos de Mul

De erotiek van het winkelen

Ik liep vorige week met een Franse collega langs de 87 kassa’s van een willekeurige Hypermarkt, en mijn aandacht werd gegrepen door een viertal door rode en groene tl-buizen uitgelichte gangpaden. ‘ Kerst is begonnen’, verzekerde E. me met een glimlach. Ik knikte, de orderportefeuille was inderdaad mooi vol gelopen, en alle voortekenen wezen erop dat de kassa’s er in Europa er straks lustig op los zouden rinkelen. Het economische uitzicht was florissant, de tweede internetbubble leek niet uiteen te zullen spatten, en, meer dan ooit tevoren, leek de consument bereid de beurs te trekken. En, belangrijker nog, meer dan ooit tevoren leek de consument zich open te stellen voor de verleiding.

‘Als we hier links af gaan, dan snijden we een stuk af. Kom, hier langs.’ Het was natuurlijk een smoes. Onder het vaandel van efficiëntie, navigeerde ik mezelf en mijn reisgenoot via het speelgoed, langs koelvitrines met kaas uit de Auvergne en paté uit de Perigord naar de meters waar, gesorteerd per regio, de wijnen zich uitstrekten. Ik was het spoor naar het bruingoed bijster, maar wat maakte dat uit. Winkelen, in de pregnante zin, speelt zich in een andere tijdzone af. Zelfs in een koel en sober ingerichte hypermarkt kan de koopwaar - en de pure overmaat en gevarieerdheid ervan – er voor zorgen dat je op een ‘andere’ kompas vaart. Alles natuurlijk tegen de achtergrond dat het kopen van een ding je leven vollediger en gelukkiger maakt. Of dat het bezit ervan je meer aanzien geeft. Je zelf oriënteren op een aankoop, en het uitstellen van de beslissing, de zogenaamde ‘voorpret’, is voor velen zelfs belangrijker dan de feitelijke aankoop. Je kunt dat ook de erotiek van het winkelen noemen. Heb je de creditcard door de magneetsleuf laten glijden – en is het object van verlangen in de tas verdwenen - dan maakt de lust plaats voor een gevoel voor rouw. Kortstondig maar hevig. (Een Franse Filosoof noemde het orgasme dan ook ‘de kleine dood’). Het mooie daaraan is dat, kort daarop, de kooplust met hernieuwde kracht weer de kop opsteekt.

E. had me inmiddels in de juiste richting geduwd. Onze tocht naderde zijn glorieuze bestemming: de kralen en spiegels van de elektronica.‘ Kijk, daar staan ze. Ik vind ook dat ze in die aparte free standing display unit veel beter tot hun recht komen’. E. beklopte de wanden van de kartonnen zuil, schudde er een beetje aan. De zogenaamde ‘hufter-proef.’ Alles bleef onberispelijk. ‘Zou jij er een kopen, als je een consument was?’ voegde hij er ietwat aarzelend aan toe, terwijl hij een van de muzikale zendertjes in handen nam. ‘Het wordt een klapper, E., daar hoef je niet aan te twijfelen. Het is precies wat ze willen hebben, want het is ook nog eens iets wat er voorheen niet was. Zelfs de illusie van het nieuwe staat garant voor verkoopsucces. Moet je voorstellen wat een echte noviteit dan doet in de verkoop’, antwoord ik hem, zijn vraag ontwijkend. Ik ben immers niet alleen een koortsachtige consument maar ook nog eens erg eenvoudig te verleiden.

Oktober 2006

De tegeltjeswaarheid van High Definition

Op de CES beursvloer in Las Vegas werd mijn aandacht getrokken door een paar pakkende slogans die een aantal stands overspanden. ‘HDNA, High Definition. It is in our DNA’. En het nog veel enigmatischer ‘Dont think. Feel.’ Amerikaanse marketeers blinken doorgaans uit in dit soort quasi diepzinnige one-liners. Maar hier was meer aan de hand. De teksten die verstild uittorenden boven het woud van licht en geluid uitbrakende flatscreens bevatten een onvermoede, omgekeerde waarheid. Een waarheid die, nu de strijd in de HD oorlog is beslist, des te urgenter zal worden.

Al enkele jaren wordt de consument voorgehouden dat hij dankzij een hogere dichtheid van pixels (High Definition) meer zal zien dan ooit te voren. Scherper, meer detail, rijkere kleuren. Er is sprake van een massa-pyschose waarin iedereen ervan overtuigd is aan de Full HD flatscreen te moeten, gevoed door allerlei ultra of true HD AV apparatuur. Het summum van de moderne multimedia ervaring is passief weg zwijmelen bij beeld en geluid waar elke fout uit weg gefilterd is. Waarin niets meer wordt overgelaten aan de suggestie of, erger nog, de fantasie. Winkeliers passen hun assortimenten aan en laten de monsterlijke schermen al hun vierkante en kubieke meters opslurpen. Niemand lijkt zich nog druk te maken om wat er eigenlijk op die schermen gebeurt – als het maar in HD is. Nog minder wordt er nagedacht over hoe op een zinnige en intuïtieve wijze met die schermen interactie te hebben. Het allerminst wordt er echter rekenschap gegeven van het feit, dat wat de menselijke ervaring uniek, rijk en onberekenbaar maakt, dat zulks zich juist aan elke zichtbaarheid en ‘dichtheid’ onttrekt. High Definition zit helemaal niet in ons DNA – in ieder van ons zit juist een onbedwingbare drang tot ‘low definition’, een ‘openheid’ die ons nieuwsgierig maakt en uitnodigt tot het nieuwe en onbekende. Als fabrikanten en retailers dat ter harte nemen, zullen er weer veel meer spannende en uitdagende producten hun weg naar de consument vinden. En ik geloof zelfs, dat er meer geld mee zal worden verdiend en meer plezier mee worden gemaakt. In Nederland komt het wel goed, want als het hier goed voelt in je portemonnee hoef je er verder niet over na te denken.